“Wat kan het nut zijn van al dat gebazel, sedert de tong, nadat ze werd losgemaakt, begon te stamelen en de wereld met zulk een verschrikkelijke last van boeken werd opgescheept? Zoveel woorden alleen maar om de woorden!”

Montaigne, Essais 3.IX.

Via het onderwijs in filosofie kweek je een levenshouding aan die wordt gekenmerkt door een verstandelijke benadering en een redelijke aanpak. Nadruk ligt op abstract denken en argumentatie boven een  intuïtieve en gevoelsmatige inleving. Kennis komt in eerste instantie tot stand  op grond van empirisch onderzoek, inzicht berust op analyse en studie. Oordelen horen los te staan van persoonlijke belevingen,  belangen en waarden. Je leert afstand te nemen, afwegingen te maken en verantwoording af te leggen.
Filosofie is geen eigentijdse mooipraterij, geen modieuze meepraterij, zij bestaat niet uit open gesprekken of openbare debatten, maar uit een geduldige analyse en een beargumenteerde, maar vaak ook diepgravende, hartstochtelijke discussie. Filosofie zoekt niet de consensus, maar is polemisch van aard: ‘De huidige gedaante om zich aan de kritiek te onttrekken’, schrijft Kousbroek, ‘is de gedachte dat het een vorm van intolerantie is om het niet met elkaar eens te zijn.’  Terwijl polemiek juist te maken heeft met een zoeken naar waarheid. Dat betekent dat het filosofie-onderwijs bij voorbaat moet worden verlost van dat wat wordt omschreven als politiek correct handelen. Agnosticisme is een belediging voor de filosofie en wordt gekenmerkt door gemakzucht en lafheid, zoals Harm Visser terecht opmerkt.
Ger Groot schrijft naar aanleiding van de rel rond Sokal en Bricmont: ‘Ook filosofen zijn, wanneer ze een wereldvisie ontvouwen, verplicht zich zo goed mogelijk te informeren -ook over de wetenschappen- maar daar is een grens aan. Op dezelfde manier hebben ze de plicht zo helder mogelijk te schrijven, maar ook daar is een grens aan. Het enige dat hen uiteindelijk onderscheidt van de charlatan is hun intellectuele strengheid, waardoor hun woorden vatbaar blijven voor kritiek en zij bereid zijn tot een redelijke discussie daarover. Dat behoedt hen niet voor misslagen, maar wel voor het afglijden in een wereldbeschouwelijk delirium. Daarom is gefundeerde en afgewogen kritiek als die van Sokal en Bricmont een zegen voor de filosofie, al zal ze bij filosofen soms hard aankomen. Ze zijn toch al beroepstwijfelaars, niet gezegend met veel wetenschappelijke status en een groot zelfvertrouwen.’  Wat nog niet betekent dat je nu de wetenschap moet gaan na-apen, ook niet in het onderwijs.

Voor de filosofie -ook op het vwo en de havo- houdt  dit uiteindelijk in dat er een visie op mens en wereld wordt ontwikkeld. Met als kern: de huidige discussies rond atomisme en holisme, rond  reductionisme en emergentisme, en in breder verband rond de culturele strijd die woedt tussen de moderniteit en haar tegenstrevers.
Je hebt niets aan de contextvrije uiteenzettingen over Plato’s zielbegrip of Rousseau’s natuurlijke staat. Ook niet aan de belangeloze gesprekken over het wel en wee van de eigen psyche in al haar alledaagse wederwaardigheden.
Nee, het is al erg genoeg dat er is gepleit voor een nieuw vak wereldbeeld op het vwo. Dit zou ten strijde moeten trekken tegen vage meningen en bijgeloof. Dat het vak filosofie in deze samenhang niet wordt genoemd lijkt op grond van het wijsgerig klimaat in Nederland voor de hand te liggen. Toch is het te gek voor woorden dat je met de volgende doelstelling niet de filosofie, maar een nieuw vak op het oog hebt: ‘Gevoel, verstand en wetenschappelijke kennis kunnen en moeten bij de vorming van een wereldbeeld zij aan zij optreden. Het is de hoogste tijd dat de vrijblijvendheid wordt teruggedrongen en dat aspirant-wereldburgers niet meer te horen krijgen dat iedere mening even intelligent is als alle andere, hoe mondig en assertief die ook wordt verwoord -de overwinningenlijst van retoriek en vooroordeel is al te lang’ (Ted de Hoog).

Maar waar blijven bij deze rationeel-argumentatieve aanpak de hartstochten dan? En het heimwee en het Unheimliche? En het lijden? Kan en moet een leraar-filosofie soms niet de taak overnemen van de psycholoog, de priester, de profeet en de verhalen-verteller?
Van Epicurus is de opmerking dat er geen behoefte is aan filosofie als zij niet het lijden uit de ziel verdrijft. Maar is dat wel zo? De filosofie onderscheidt zich juist van veel andere menselijke activiteiten door haar afstandelijkheid en door haar graad van abstractie. In de persoonlijke, existentiële sfeer kan zij alleen een aanzet geven tot nadenken, voor het de rest ben je aangewezen op je vrienden, op therapeuten en soms vooral op de grote vertellers, die door hun psychologische en sociale inzicht je leven meer kunnen verrijken dan welke filosoof ook. Als Seneca, zoals Nussbaum aangeeft, in een van zijn stukken laat zien dat grote liefde nooit zuiver is, en dat een zuiver leven tot een wel heel vlak en saai bestaan leidt, doet hij dat als drama-schrijver, niet als filosoof. Nussbaum vergeet dat zijzelf vaak eerder als een verfijnde literaire criticus opereert dan als filosoof en dat haar pleidooi in dit verband een pleidooi is voor de literatuur, hoe vaak zij het ook over filosofie heeft. De Rijk schrijft over Aristoteles (Nussbaums grote voorbeeld): ‘Maar hoewel het onderzoek bedoeld is voor de praktijk, is de aanpak filosofisch. Wezenlijk inzicht in voortreffelijkheid is nu eenmaal inherent aan inzicht in de praktisering ervan’. Dat betekent natuurlijk niet dat je in de ethiek niet met poëtische of praktische voorbeelden je theoretische visie kunt uitwerken. Maar de filosofie als meta-kritiek heeft de literatuur niet nodig om haar doelen te bereiken.

Heleen Pott, Terug naar de rommel van alledag. NRC 11-10-1991.
Gerard de Vries, Grote liefde is moreel nooit zuiver. NRC 14-10-1994.
Rudy Kousbroek, Schapen in schaapskleren. NRC 11-04-1997.
Ger Groot, Oorlog aan het filosofenfront. NRC 07-11-1997 .
Ger Groot in gesprek met Martha Nussbaum (‘Een kosmopoliet bouwt een barricade’). NRC 05-02-1999.
L.M.De Rijk, De weg naar voortreffelijkheid. NRC 05-02-1999.
Ted de Hoog, Een onvoldoende voor je wereldbeeld. GA 16-11-1999.
Harm Visser, Gordijn van mooie woorden. GA 26-08-2000.